Sinds 1946!
Onderstaand verhaal is opgetekend in het boek: Remember 18 september.De aanzet tot de eerste fakkeltocht naar Bayeux is een gesprek dat ergens in de eerste helft van 1946 moet zijn gehouden ten huize van Janus van der Horst, erevoorzitter van wielerclub ‘Het Zuiden’. Deelnemers zijn Van der Horst, voorzitter Piet van de Wouw en ‘twee heren van Philips’: Taco Hoeneveld en Jan Bakker. De eerste is werkzaam op de Hollandsche afdeling, de laatste bij Algemene propaganda. Hoeneveld en Bakker hebben het initiatief voor het gesprek genomen. De bestuursleden van ‘Het Zuiden’ zijn op voorhand wat argwanend, omdat het mogelijk om een commercieel stuntje zou kunnen gaan. Snel wordt duidelijk dat het een ‘lumineus idee’ betreft: het ophalen van het bevrijdingsvuur in Bayeux.
Hoe meer het gesprek vordert, hoe enthousiaster Van de Wouw wordt. Hij vindt het een hele eer dat zijn wielerclub wordt gevraagd medewerking te verlenen en halverwege de avond zegt hij die al toe. Maar daarmee is men er nog niet. Er moet een bus worden gecharterd voor het vervoer van de renners. Een avondlijke tocht langs touringcarbedrijven lijkt op een mislukking uit te lopen tot men bij De Kruyf aanklopt. Die vraagt bedenktijd en na twee dagen komt de toezegging. Blijft het probleem van de financiering. Er is niet aan deviezen te komen. Misschien kunnen de Philipskantoren in Brussel en Parijs een bijdrage leveren, maar men krijgt nul op het rekest. Hoeneveld is erg teleurgesteld en ziet zijn plan in duigen vallen. De mannen van ‘Het Zuiden’ zijn echter niet meer te stoppen. Zij willen gaan, als Philips tenminste de bus wil betalen. Boterhammen nemen ze zelf wel mee. “Wij halen de fakkel in Bayeux!” is de leus. Burgemeester mr. H. A. M. T. Kolfschoten gelooft het niet helemaal. “Jullie starten zeker in Brussel, hè?”, vraagt hij langs zijn neus weg, maar aan zo’n misleiding denken ze bij ‘Het Zuiden’ niet. De afspraak is Bayeux, Bayeux zal het worden.
Inmiddels is ook Sjoerd de Vrij, hoofd van de Philips Persdienst, bij het project betrokken. Die zorgt dat er journalistieke belangstelling ontstaat. Op een zondagmiddag om één uur stapt een gemêleerd gezelschap in de bus van De Kruyf. Het zijn niet alleen wielrenners en bestuursleden, maar ook een handvol journalisten en een fotograaf van het ANP. Het tijdstip van vertrek is een beetje vreemd, maar twee van de deelnemende wielrenners moeten nog een koers in Tilburg rijden. Van de Wouw neemt de gelegenheid te baat om op het parcours de microfoon te grijpen en de toeschouwers te vertellen waar hij en zijn mannen naar toe gaan. Direct worden er eetwaar en lekkernijen aangeboden, waaronder een varkensham. Later, in de buurt van het verwoeste Caen maant Van de Wouw zijn mannen niet al te opzichtig aan de kant van de weg aan de ham te snijden. Ook in Frankrijk is er nog sprake van distributie.
Om zes uur vertrekt de bus uit Tilburg. Er wordt de hele nacht doorgereden. Pas in Rouen wordt de eerste stop gehouden. Het gezelschap verpoost in de bus, op het trottoir of in een portiek. Ergens iets eetbaars of te drinken bestellen kan niet, niemand heeft een franc op zak. Vroeg in de morgen wordt Bayeux bereikt. Daar weet men van niets. Dus geen fanfare, geen ontvangstcomité, geen vlaggen. In zeer korte tijd wordt bij het oorlogsmonument een ceremonie georganiseerd. Er worden oud-strijders opgetrommeld en er wordt een uit Eindhoven meegebrachte krans gelegd. De Vrij houdt een kort dankwoord en de locoburgemeester van Bayeux overhandigt het bevrijdingsvuur aan een Britse officier van een legeronderdeel dat nog in Bayeux aanwezig is. Op zijn beurt geeft de militair het vuur door aan wielrenner Frans van den Broek. Na een verblijf van minder dan anderhalf uur wordt de terugreis aanvaard.
Er is geen sprake van festiviteiten in Bergen en evenmin in Brussel. Er is alleen de bus en enkele renners op de weg, van wie er één de fakkel draagt. Heel de terugreis is het hondenweer. Laat, heel laat komt het gezelschap in Brussel aan. Daar krijgt men wat anders te eten dan oud en inmiddels hard geworden brood. Een verrassing is dat Philips Brussel toch nog een hotel heeft kunnen regelen voor alle deelnemers aan de reis. Dat doet met name de dappere renners, de pioniers van de fakkeltocht erg goed. In de stromende regen wordt ’s anderendaags, 18 september 1946, de reis naar Eindhoven voortgezet. Aan de grens staan de eerste belangstellenden de Bayeux-gangers op te wachten. Velen sluiten zich aan. Tussen Valkenswaard en Eindhoven groeit de stoet aan tot een lengte van meer dan een kilometer. Tienduizenden staan langs de route. Op de Markt wachten minister-president dr. L. J. M. Beel en burgemeester Kolfschoten om de fakkel over te nemen en het bevrijdingsvuur aan te steken. De eerste heroïsche tocht Bayeux-Eindhoven is daarmee tot een goed einde gebracht.